Niet begrijpen, wel hunkeren by AngelsWillFallFirst, literature
Literature
Niet begrijpen, wel hunkeren
Ik begrijp het niet. Wat houden van is. Alles wat je bent aan iemand te willen geven. En het te ontvangen. Ik heb het niet. En ook nooit gehad. Ik ken geen houden van. Wat ik wel ken is verdriet. En wat ik wel begrijp is pijn. Van de eenzaamheid. Of van afwijzing. Gekwetstheid. Alle facetten van als het niet lukt begrijp ik en heb ik gevoeld. Maar ik zou zo graag willen ervaren hoe het is als het wel lukt. Ik wil het voelen. Eens andere armen dan de mijne om mij heen. Fluisteringen in het donker van iemand die daar is om mij. Ben ik dan zo onwaardig? Het is niet veel want het is enkel ik... Is dat te weinig? En de ander teveel? Het huilen ken ik. En de hitte van een bloedend gevoel. Een emotie die uiteenviel. Misgrijpen. Gestuntel dat altijd weer leidt tot regen in mijn hoofd. Iedereen zegt dat het iets lichts en fijns is. Maar ik ken het alleen maar als iets zwaars, gewichtigs en verzadigd met pijn. Er is mij verteld dat het lijkt op zweven. Toch stort ik zelf telkens alleen
De man die nooit geleefd had. by AngelsWillFallFirst, literature
Literature
De man die nooit geleefd had.
Terwijl ik mijn ogen sloot en mijn gedachten op drift bracht, Droomde ik het verhaal van een man die nooit geleefd had. Hij keek en zag de wereld elke dag aan hem voorbij stromen, Maar zelfs als hij had geprobeerd tussenbeide te komen, zou het er toch niet toe hebben gedaan. Terwijl de tijd verstreek, Keek de man toe hoe zijn verhaal werd gesponnen. Een verhaal van nietsheid waarin hij nooit de moed had verzameld om iets te zeggen, Want waarom zou hij als het er toch nooit toe deed. Terwijl ik mijmerde tot mijn gedachten bijna verdwenen waren, Was het enige dat overbleef de man wiens wereld stilstond. Standbeelden en somberheden vormden zich uit zijn eigen ontzetting, Geketend omdat ontsnappen sowieso nooit een optie was. Toen de geest zich trachtte te verzoenen, Werd het achtergelaten in het lichaam van een wezen dat was veranderd in steen. Het was die dag niet in staat om de andere splitsing in de weg te kiezen, Maar het heeft nooit de moed gehad om het zelfs maar te
The man who never lived by AngelsWillFallFirst, literature
Literature
The man who never lived
As I closed my eyes and set my mind adrift, I dreamt the story of a man who never lived. He looked and saw the world flow past him every day, But even if he had tried to interfere it would not have mattered anyway. As time went on a run, The man watched as his tale got spun. A story of nothingness where he never mustered the courage to have a say, Why would he when it never mattered anyway. As I mused until my thoughts were down to nill, All that was left was the man whose world stood still. Statues and glooms formed out of his own dismay, Shackled since escape was never an option anyway. As spirit tried to atone, It was left with the body of a being turned to stone. He was unable to pick the other fork in the road that day, But he never had the courage to try it anyway. All I could think off was the man without a name, Searching for the helping hand that never came. Confined to what was just another way, Of thinking he could not change his loneliness anyway. And without
Vermindering Ik verminder. Mijn herinneringen zijn soms nog vol. Want ik vonkte, brandde fel ja ik vlamde. Nu sputter ik maar, magertjes, misschien nog niet eens een beetje. Zelfs die geestesbeelden van hoe gelaagd en gevuld het was verworden langzaam tot bleke echo’s. Ik verbleek. Als gladgeschuurd hout wit uitgebeten door het zout op stille kille kusten, Daar uitgespuugd door dat eindeloze bewegelijke rappe water, nu gestrand en enkel nog badend in zwak waterig licht. In stilte. Als dorre bladeren in verlaten straten op grijze vergeten dagen, Trekt alles terug en laat het achter. Onder een sluier van wit die steeds zwaarder drukt. Verstikt en bedekt. Soms stoomt het, stijgt er nog hitte door spleten in de koude, Sist, vloeit en laait op, Dat laatste kooltje, kleine kwetsbare tere sintel, In een barre woestenij van treur. Wat als alleen de wolken nog maar zouden wenen, Omdat alleen zij nog wisten hoe verlies voelt? En onze eigen regens die sporen van vuur over ons vlees kunnen
Alleen verhuld kunnen wij in dezelfde wereld zijn. Een wereld waar jij bent en ik dat niet durf. Nog niet, misschien nooit niet. De afstand. Niet in kilometers, niet in jaren, maar in ervaringen. Dan ben ik nog zo ongevormd. Drijf ik langs je als een stille nevel. Onbelangrijk en onopgemerkt. Je zoekt en verdient een gelijke. En de wereld heeft gelijk, dat ben ik niet. Alleen als mist, Kan ik verbergen wat er in mij mist. Wat blijft er over dan drijven, Verdrijven van het vuur in het binnenste van de mist, Een onwaardige drijfveer, bleke tere vlam. Na een paar stappen al niet meer te zien, Opgeslokt door de eigen nevel. Dood. Dood het. Resten van het onmogelijke. Een God is zich niet eens bewust van een mier. En een mens zich niet van een mistflard. Je wilt zo graag dat ze je ziet. Maar dan moet je haar gelijke worden, en dat kan je niet. Mist verandert niets. Ziet, zweeft, verstopt, verhult maar kijkt enkel toe. Vijftien jaar later nog steeds de toeschouwer. Hoe het
Pluto Mannen komen van Mars, Vrouwen komen van Venus, Zo was het toch? Wat een geluk dat we dan op de aarde samen kunnen zijn. Die blauwe bol, een compromis van interplanetaire proporties. Daar heb je echter geen ene donder aan, Als je van Pluto aan bent komen sjokken. Zul je altijd zien. Hoezo autisme? Ik zit gewoon met mijn naïeve reet, Op de verkeerde planeet. En met mijn navigatietalent klinkt dat ergens nog logisch ook. Iemand die een compromis wil sluiten? Koffie drinken bij Saturnus misschien? Niet meteen wegrennen, die ringen zijn niet mijn idee, die waren er al. Ach, misschien vinden ze het op aarde stiekem wel leuk om naar die gek op Pluto te staren. Of vinden ze het ergens wel troostend. Dat de ruimte niet leeg is. Want daar, ver weg in het al, is er in ieder geval één. Maar is daar iemand alleen, of is er gewoon al één? Laat Pluto alsjeblieft verder niet volledig onbewoond zijn. Al heb je op een planeet met maar één inwoner tenminste wel een betaalbare woning. Want geen
Glazen huisjes Mannen. Vulkaanuitbarstingen, dat zijn we. Soms. Zo zien ze ons wel het liefst, dat begrijpen ze. Die woede, die rauwe nauwelijks beteugelde agressie, Dat brullende vuur, inferno van geweld en passie. Voor velen is dat de emotionele man. Nog altijd krachtig. Immer sterk. Spannend. Sexy. Nu niet als graniet maar als gesmolten steen. Lava. Maar de emotionele man is nog steeds geen kwetsbare man. Want de man mag niet fragiel zijn. Dat is een afknapper. Dan is de man is opeens geen man meer. Maar een uitbarsting laat vulkanisch glas achter. En ook in dat glas zitten we. Kleine glazen huisjes, Serious Request zou er nooit in passen. Een dringend verzoek woont er wel. Of wij mannen eindelijk ook kwetsbaar mogen zijn, Zonder een kwetsende afwijzende baksteen door onze ruiten te krijgen.
Cartograaf Ze noemen hem melancholisch, Zwaar, intens, depressief, cynisch, een pure pessimist. Iemand die alles zwart inziet. En weet je? Ze hebben helemaal gelijk. Waar anderen de prachtige kleuren van de herfstzon zien begeleid door het geluid van lachende kinderen, Ziet hij enkel de dorre bladeren die zich ritselend bewegen door koude dode straten, Voortgestuwd door de kille wind. Waar zij lieflijk licht zien, Daar ziet hij de brandende gebouwen waartegen hun naïeve silhouet gruwelijk staat afgetekend, En waar zij niets anders horen dan gelach, muziek en vrolijke stemmen, Bereikt zijn oren enkel het geluid van gestorven fluisteringen, verloren in de eenzaamheid. Hij ziet het duister, het donker, de leegte en de wreedheid. Van ieder hun uitgerekte schier eindeloosheid. En zodra hij ze ziet tekent hij het in. Niets meer en niets minder dan een kaartenmaker van de keerzijde van zijn wereld, Een vastlegger van al het zwarte in wat we zo graag omschrijven als onze
Kuiltjes De kuiltjes die de lach in haar wangen groef waren bedoeld voor een ander, Maar jij was degene die er vol overtuiging in viel. Diep in dat zwarte gat viel je, Tot het enige licht dat je nog bereikte het dwaallicht van je eigen gevoelens was. Toen de emotionele singulariteit je dan uiteindelijk toch uitspuugde, Voelde je jezelf minder dan voordat je afdaalde voorbij haar waarnemingshorizon. Een deel van jou bleef achter, En met een half hart begreep je opeens waarom je het niet begreep. Sommige dingen zijn te groot om te bevatten in je eentje, Maar als je er samen naar kijkt voelen ze opeens logisch. Om volledig intact uit de door haar lach geschapen zwaartekrachtput te kunnen klimmen, Had zij tegelijkertijd in de jouwe moeten vallen. Want wanneer er maar één iemand valt, dan komt diegene er ook maar voor de helft uit.
Gemis Je hebt iets in mij wakker gemaakt waarvan ik was vergeten dat het sliep, Een verlangen dat al zo lang sluimerde dat ik er niet eens meer aan dacht. Met je stem, je lach, je aandacht, je toewijding. Opeens was die leegte dankzij jou tot aan de nok gevuld. Maar nu je bent verdwenen vraag ik me af: Mis ik enkel deze dingen, Of mis ik jou? Zo lang ben ik alleen geweest dat ik het niet meer herkende als eenzaamheid, Van dagen die eindeloos in elkaar overvloeiden zonder dat het er toe deed, Met je warmte, je bewondering, je interesse, je enthousiasme. Opeens herinnerde ik mij weer hoe het ook kon zijn. Maar nu je me achter gelaten hebt vraag ik me af: Mis ik enkel deze dingen, Of mis ik jou? Al die tijd was ik niets anders dan een waakvlam voorbij het einde van de wereld, Door alles en iedereen vergeten en door mijzelf eigenlijk ook wel opgegeven. Met je moeite, je humor, je intelligentie, je intensiteit. Opeens was alles niet meer grijs maar vol met kleur. Maar nu je buiten